Met een volgeladen kar aan de kassa van de supermarkt. De tranen in de ogen want ik weet me even geen houding aan te nemen. De pijn die door mijn rug gaat is bijna ondraaglijk.
Ik probeer niks te laten merken en glimlach naar de vrouw achter mij die toekijkt hoe ik houterig de paprika uit het weegschaaltje haal.
Ik voel me bedrogen door de natuur, geslagen door het lot.
De boodschappen moeten nog in de auto en dan van de auto naar de keuken. Het lijkt wel een strijd tussen de groenten en mezelf.
Na 25 jaar pijn weet ik ondertussen wel hoe het werkt. Maar het went niet. Het blijft me neerhalen als een pijl die door een voorbijvliegende ballon gaat.
En hoe hard ik ook probeer het van me af te zetten, hoe veel ik mezelf troost met de idee dat het nog veel erger kon, het heelt de pijn niet.
Waarom ik? Waarom nu? Waarom al zo tergend lang?
En toch heeft het iets positiefs. Het leert me kijken naar de dingen om me heen. Het leert me genieten van de mooie momenten, van de dingen die WEL nog kunnen.
Het geeft zin in kleine, magische momenten. Het geeft me rust en troost.
Dat het ooit nog goed komt, dat kan ik wel vergeten. Dat het ooit zal wennen, betwijfel ik. Maar het moet en daarom doen we het ook gewoon.
De groenten in de ijskast, de lasagne staat alweer klaar.
Moeke moet nu even rusten en dan gaan we er weer tegenaan. Want een turbo waar geen fut in zit is klaar voor de schroothoop. Zo erg is het nu ook nog niet met me gesteld.